Zwangerschap en arbeid
Zwangerschap en arbeid
Iedere werknemer heeft recht op een veilige en gezonde werkplek. Om dit te realiseren moeten werkgevers maatregelen treffen die voldoen aan het beschermingsniveau van de Arbowet. Deze reguliere maatregelen gelden ook voor zwangere werkneemsters en werkneemsters die borstvoeding geven. Zij hebben in hun werk immers te maken met dezelfde risico’s als voor de zwangerschap. Een goede bescherming in de zwangerschap en periode van borstvoeding start met goede beheersing van de arbeidsomstandigheden en een veilige en gezonde werkomgeving voor alle medewerkers.
De aanvullende maatregelen zijn nodig ter bescherming van:
- de zwangerschap, om een miskraam of vroeggeboorte te voorkomen;
- het ongeboren kind, om aangeboren afwijkingen of een laag geboortegewicht te voorkomen;
- de borstvoeding, om terugslag op de borstvoeding te voorkomen;
- de zuigeling, om het overbrengen van gevaarlijke stoffen of infectierisico’s door het geven van borstvoeding te voorkomen;
- de gezondheid van de medewerkster zelf. De belastbaarheid van de vrouw verandert (snel) door de zwangerschap; bepaalde risico’s hebben een grotere impact dan daarvoor
Zorgplicht van de werkgever
Vanuit het Arbobesluit zijn de minimumvereisten voor de organisatie:
- In beeld hebben waar risico’s voor de zwangerschap in het werk kunnen optreden (door middel van een Risico-Inventarisatie & -Evaluatie).
- Afspraken maken over hoe zwangere vrouwen tegen deze invloeden beschermd worden.
- Voldoende voorlichting en instructie hierover geven.
- Zorgen dat de benodigde voorzieningen beschikbaar zijn.
In de zwangerschap heeft de werkneemster recht op:
- Een of meer extra pauzes die samen ten hoogste een achtste deel zijn van haar arbeidstijd;
- Een stabiel en regelmatig arbeids- en rusttijdenpatroon.
Formeel gaat de zorgplicht van de werkgever pas in op het moment dat de medewerkster gemeld heeft zwanger te zijn. Omdat er ook invloeden zijn (gevaarlijke stoffen, infectierisico’s) die daarvoor al gevaar opleveren, is het zaak medewerksters in algemene zin al voorlichting en instructie te geven over risico’s van het werk op de zwangerschap. Zij kunnen dan zelf het initiatief nemen om bij een zwangerschapswens na te gaan of er aanpassingen in het werk gewenst zijn.
De volgende punten zijn belangrijk om ten minste te regelen:
- RI&E. Leg in de RI&E vast welke arbeidsomstandigheden een risico vormen bij zwangerschap en borstvoeding (Art. 1.41 Arbobesluit).
- Organisatie van het werk (Art. 1.42 Arbobesluit). Maak afspraken over werkzaamheden die niet mogen worden uitgevoerd door zwangere medewerksters of diegenen die borstvoeding geven en hoe in die situaties het werk wordt aangepast en vervanging geregeld wordt.
De werkgever moet het werk van een zwangere medewerkster en een medewerkster die borstvoeding geeft zo regelen dat het werk geen gevaren met zich mee kan brengen voor haar veiligheid en gezondheid en geen terugslag kan veroorzaken op de zwangerschap of lactatie. Als dat niet mogelijk is, moet het werk of de werktijd tijdelijk worden aangepast of eventueel ander werk worden aangeboden. - Regel dat zwangere vrouwen informatie kunnen inwinnen bij een deskundige wanneer zij vragen hebben over zwangerschap en werk, bijvoorbeeld door hier een gerichte afspraak over te maken met de bedrijfsarts.
- Verstrek voorlichting en instructie aan vrouwen over de risico’s en de mogelijkheden om die te vermijden wanneer zij zwanger zijn of willen worden. Art. 1.42a Arbobesluit stelt dat het belangrijk dat werknemers goed worden voorgelicht over het werken tijdens de zwangerschap en in de periode van borstvoeding. De werkgever is verplicht deze voorlichting te geven binnen twee maanden nadat de zwangere medewerker heeft gemeld dat zij zwanger is. In de voorlichting moet de werkgever aandacht besteden aan:
- De risico’s van het werk voor de werknemer en haar (ongeboren) kind.
- De maatregelen die zijn genomen om deze risico’s te voorkomen.
- De beschikbare rustruimte.
- De risico’s van het werk na de bevalling en de genomen maatregelen om deze risico’s te voorkomen. De voorlichting hierover doet de werkgever vóór het bevallingsverlof.
- De risico’s van het werk voor de kwaliteit en kwantiteit van de borstvoeding en de genomen maatregelen om deze risico’s te voorkomen.
- Voor het nemen van rust en het geven van borstvoeding/om te kolven moet een ruimte beschikbaar zijn waarin een bed of rustbank staat en die is af te sluiten, rustig is en privacy biedt. (Art. 3.48 Arbobesluit).
- Werk- en rusttijden. (Artikelen 4:5 t/m 4:8 Arbeidstijdenwet). De wet bepaalt dat het werk van zwangere werkneemsters en werkneemsters in een periode van zes maanden na de bevalling zo moet worden ingericht dat rekening wordt gehouden met haar specifieke omstandigheden.
Daarnaast kan zij niet verplicht worden tot nachtdiensten. De vrijstelling van nachtdiensten geldt alleen als dit redelijkerwijs van de werkgever kan worden gevraagd.
Verder kan de zwangere werkneemster niet worden verplicht om:
- meer dan 10 uren per dienst te werken;
- meer dan 50 uren per week voor een periode van 4 weken te werken;
- meer dat 45 uren per week voor een periode van 16 weken te werken.
Na de bevalling heeft de werkneemster recht op:
Voor een periode van zes maanden geldt dezelfde regeling als die omschreven in voorgaande alinea. In de periode van borstvoeding. Voor het geven van borstvoeding of om te kolven mag de werkneemster de eerste negen levensmaanden van het kind het werk onderbreken voor maximaal een kwart van de arbeidstijd.
Meer informatie
In de diverse onderdelen van deze website vind je specifieke informatie over risico’s en bescherming bij zwangerschap. Zie daarvoor Werkdruk, Fysieke belasting, Prikaccidenten en Infectierisico’s en Gevaarlijke stoffen.